Op 30 april 1994, tijdens de kwalificatie voor de Grand Prix van San Marino, verongelukte Roland Ratzenberger. Een dag voor het dodelijke ongeval van Ayrton Senna. Senna was wereldberoemd en een groot kampioen, zijn dood veroorzaakte een wereldschok, die het ongeluk van Ratzenberger voor altijd in de schaduw zou doen verdwijnen. Ratzenberger was bezig aan zijn debuutseizoen, waarin hij in zijn Simtek-Ford slechts een figurantenrol speelde in de drie raceweekends die hij meemaakte. Hij kwalificeerde zich eenmaal, finishte een race en toen kwam Imola en de fatale crash. Even snel als hij was gekomen, was Ratzenberger verdwenen. Voor altijd. Wie was deze Oostenrijker?
Ik sta op het dakterras van Hotel Stein in Salzburg. “Margit en ik hebben hier ons huwelijksfeest gevierd. Kijk eens wat een prachtig uitzicht!” zegt Rudolf Ratzenberger. Hij heeft gelijk. Het uitzicht over Salzburgs Altstadt en de oude vesting is schitterend. We zijn hier om foto’s te maken. Foto’s waarop de band tussen Roland Ratzenberger en Salzburg tot uiting komt. Even voordien opende Rudolf in de kelder van zijn appartement een stoffige, kartonnen doos met het opschrift “Ratzenberger”. Die doos kreeg hij eind 1994 van de Italiaanse politie.
In de doos zaten de spullen van Roland. Zijn handschoenen, en ook de helm die hij droeg tijdens die vreselijke crash. De helm vertoont een flinke deuk aan de linkerkant, sommige sponsorlogo’s zijn beschadigd en het binnenwerk zit los. Het is duidelijk dat deze helm een enorme klap heeft moeten verwerken. “Jij bent de eerste journalist die deze helm ooit gezien heeft”, zegt Rudolf. Het is bijzonder deze helm te zien. Bizar is het, maar ook bijzonder. Rudolf staat erop dat we deze helm fotograferen, en gelukkig kan dat ook. De rechterzijde ziet er nog mooi uit, alsof er nooit iets gebeurd is. Als we op het dakterras van het hotel staan en Rudolf de foto’s terugziet op mijn camera zegt hij: “Schön.”
Hij is trots op deze foto’s en hoewel hij het niet met zo veel woorden zegt voel ik dat hij ook trots is op deze helm. De enige helm die hij nog heeft uit Rolands Formule 1 carrière. De helm die de droom van zijn zoon belichaamt. Ik ben ook trots dat ik deze helm mocht vasthouden, hoewel hij een verschrikkelijk verhaal vertelt. Dat moment was het begin van een bijzonder bezoek aan de geboortestreek van Roland Ratzenberger. Ik spreek daar niet alleen zijn ouders Rudolf en Margit, maar ook zijn goede vrienden Harald Manzl en Gerhard Kuntschik. “Ik realiseer me pas sinds een paar jaar dat ik Roland meer mis dan ik ooit heb willen toegeven”, zegt Manzl onomwonden. Ook Kuntschik denkt nog vrijwel dagelijks aan zijn vriend: “Hij belde me na elke wedstrijd. “Servus, Der Roland ist es”, zei hij dan. Aan zijn stem hoorde ik dan al of hij een goede race had gehad.” Simpeler verwoorden zijn ouders het: “Roland leeft bij ons”, zeggen zij.
Zeker is dat Roland Ratzenberger in 1994 een zielsgelukkig mens was. Eindelijk was hij Formule 1-coureur. Daarmee ging een droom in vervulling die hij als klein jochie besloot na te jagen. Dat Ratzenberger al in 1991 bijna zijn debuut maakte in de koningsklasse van de autosport weten maar weinig mensen. Het team van Eddie Jordan had grote interesse in de Oostenrijker, maar helaas voor Roland kreeg de Japanse sponsor die hem aan zijn felbegeerde zitje had moeten helpen problemen, waardoor de deal afketste en Bertrand Gachot in de Jordan-Ford terechtkwam. De Belg scoorde punten met die wagen. Wat als? Doet er niet toe. Ratzenbergers kans kwam pas in 1994. Bij Simtek, het destijds nieuwe team van de Britse ingenieur Nick Wirth. Barbara Behlau, de half-Nederlandse sportmanager uit Monaco met wie Ratzenberger goed bevriend was, betaalde een half miljoen dollar om Roland in de auto te krijgen. De Simtek was bepaald geen topper, en Roland had slechts een overeenkomst voor vijf races. Hoewel hij zich bewust was van de tekortkomingen van zijn auto zag hij ook perspectief. “Maar tijdens die noodlottige kwalificatietraining in Imola was Roland beslist niet blij”, zegt zijn moeder Margit, “hij wist dat zijn auto niet competitief was en wilde beter. Maar hij zat in de Formule 1, en daarmee had hij bereikt waar hij altijd al van droomde.” “Roland was geen euforische persoon”, zegt Harald Manzl, “hij had zijn emoties altijd onder controle. Toen hij bij Simtek tekende heeft hij niet gejuicht, gegild of gedanst, maar ik weet zeker dat het innerlijk zijn grootste bevrediging ooit is geweest.”
We zullen het nooit weten, maar toch is het onvermijdelijk je af te vragen wat er van Roland Ratzenberger geworden was als hij niet het leven had gelaten in de Villeneuve-bocht op Imola. Zeker is in elk geval dat hij dan in Imola zijn tweede race gestart zou hebben. Zijn beste rondetijd, van 1.27.584 was voldoende voor de 26e en laatste plaats op de grid. Gerhard Kuntschik heeft vaker over deze vraag nagedacht. Hij denkt niet dat Ratzenberger uitgegroeid zou zijn tot een grote kampioen, maar weet zeker dat zijn carrière in de Formule 1 succesvol zou zijn geweest: “Ik denk dat hij uiteindelijk zou zijn uitgegroeid tot een gewaardeerd testcoureur. Vergeet niet dat Roland, mede door zijn opleiding, technisch zeer goed onderlegd was. Ik denk dat hij een mooie carrière zou hebben gehad, vergelijkbaar met die van Alexander Wurz. Daarna zou hij misschien adviseur zijn geworden, of hij was terug in de sportscars beland. Het feit dat Toyota hem begin jaren ’90 100.000 DM betaalde om de 24 Uur van Le Mans te rijden zegt genoeg over hoe zij Roland zagen.” In 1994 zou hij eerste rijder van SARD Toyota zijn geweest op Le Mans. Zijn plek werd ingenomen door Eddie Irvine, maar Rolands naam stond prominent op de auto die tweede werd in de race. Wat wel onomstotelijk vaststaat is dat Ratzenberger, na in Monaco, Engeland en Japan gewoond te hebben, terug naar Salzburg zou zijn gekomen. Hij kocht daar een prachtig appartement, met een adembenemend uitzicht op de bergen. Op 22 april 1994 nam hij de sleutel in ontvangst. Hij heeft er dus nooit gewoond. Na lang nadenken hebben Rudolf en Margit hun oude huis verkocht en hun intrek genomen in het appartement van hun zoon. Ze wonen er nu nog altijd, en naarmate de jaren voortschrijden worden ze steeds trotser op hun zoon.
Margit bevestigt dat, maar zegt ook dat het niet in de natuur van haar en haar echtgenoot ligt om dat duidelijk te laten merken. “Wij waren geen euforische ouders”, zegt ze, “dat zit niet in ons, we zijn nuchtere mensen.” Rudolf Ratzenberger geeft aarzelend toe dat hij worstelt met dat feit. “Ik ben slecht in het loven van mensen”, zegt hij, “en ik ben wel eens bang dat ik Roland in zijn leven niet genoeg geprezen heb. Kort voor zijn dood heb ik honderden krantenknipsels van over de hele wereld over Roland opgevraagd. Dat heeft hem wel verbaasd en toen heeft hij nog gelachen om het feit dat zijn carrière me meer interesseerde dan ik misschien heb laten blijken. Zoals Rindt postuum wereldkampioen is geworden heb ik de enorme prestatie die mijn zoon heeft geleverd door de Formule 1 te bereiken pas na zijn dood écht op waarde leren schatten.” Urenlang heeft Rudolf Ratzenberger me verteld over zijn zoon, maar pas bij deze uitspraak hoor ik echte emotie in zijn stem. Wat mij betreft mag hij gerust zijn. Zijn liefde voor zijn zoon bleek uit elk woord dat hij zei.
Mijn uitgebreide portret van Roland Ratzenberger verscheen in 2011 in Formule 1.