Dit verhaal draait dus om datgene waartoe Chevrolet in de jaren ’50 zelf z’n klanten al aanspoorde: “Pick your favourite model of America’s favourite car”. Rockster Seasick Steve zou geen moeite hebben met de keuze. Tijdens zijn optreden in Top Gear bekende hij honderden auto’s te hebben gehad. Op de vraag van presentator Clarkson welke daarvan zijn favoriet zou zijn, was zijn antwoord: “Dat is een auto die ik nog steeds heb. Een 1951-er Chevy Station Wagon. Hij ziet er compleet afgeragd uit, maar hij rijdt goed. Op dit moment heb ik die auto en een tractor. Ik kan de rest van mijn leven én alle tijd die ik daarvoor geleefd heb met mijn ’51-er rijden en dan veroorzaak ik nog niet zo veel vervuiling als nodig is om zo’n nieuwe, milieuvriendelijke auto te maken. Ik blijf trouw aan mijn Chevy.”
Jo Hoebeke (71) heeft precies zo’n Chevy Station Wagon als waarmee Seasick Steve op plaatjes op het wereldwijde web poseert. Oké, hij is twee jaar jonger en heeft een iets andere neus, maar de kleur klopt en ook dit exemplaar ziet er een beetje “afgeragd” uit, hoewel dat een vervelend woord is. Het feit dat deze Chevrolet Two Ten Handyman uit 1953 nooit gerestaureerd is geeft ‘m de charme waar Seasick Steve zo lyrisch over is. Het interieur heeft geleefd, het ruikt naar doorleefd vinyl en oud hout, met een zweem van benzine. Vanaf de jaren ’50 is hij zo de 21e eeuw ingereden, met het voornemen om nog lang door te gaan. “Mijn vader kocht een taxi toen ik een klein jochie was. Dat was een Chevrolet Two Ten”, vertelt Hoebeke, “Ik heb goede herinneringen aan die auto. Ik mocht vaak mee met ritten, en soms liet mijn vader me dan terugrijden. Ik was toen een jaar of tien. Je moet je voorstellen dat dat een heel andere tijd was, mensen vonden het schitterend om zo’n klein ventje aan het stuur van zo’n grote Amerikaan te zien, maar dat zou nu natuurlijk niet meer kunnen.”
Zelf werd Jo Hoebeke uiteindelijk handelaar in Japanse auto’s, maar via zijn netwerk kwam hij zowel zijn Two Ten als zijn ándere Chevy op het spoor. Dat is Bel Air Convertible uit 1954. Een feest van glimmend rode lak, wit leder en chroom. Dat deze auto wél een restauratie heeft ondergaan mag duidelijk zijn. “De betrouwbaarheid is subliem”, zegt Hoebeke over de Blue-Flame zescilinders onder de motorkappen van zijn Chevy’s, “Deze motorblokken blijven maar rijden, daar kom je rustig de wereld mee rond.” Dat doet Hoebeke niet, hij rijdt slechts af en toe een blokje met de Two Ten, terwijl de Bel Air zeker in de zomer nog wel eens gebruikt wordt bij een toertocht. Dan, in de zon, met het dak naar beneden, rijdt zo’n Bel Air volgens hem “koninklijk”. Wat zou betekenen dat Hoebeke meer dan Will Smith recht heeft op de titel van dit verhaal: Prince of Bel Air.
Het verhaal van Jo Hoebeke en zijn Chevrolets verscheen in 2016 in Klassiek & Techniek.