Renaissance

Met zijn ranke lijnen was het misschien wel de mooiste Ferrari die ooit aan de start van een Grand Prix stond. Hij bezorgde Phil Hill zijn wereldtitel en kostte Wolfgang Graf Berghe von Trips het leven. De Ferrari 156 `Sharknose` is een legende. Tijdens de Grand Prix op Spa racete de Belg Olivier Gendebien ermee naar één van zijn beste resultaten, een vierde plek. Dat was in 1961. Bijna vijftig jaar nadien beleven we dat moment een beetje mee.

Het is vroeg, op een zondag in augustus. We staan op de Pontee de Cheneux. Dat is de weg die van het gehucht Masta aansluit op de laan die, voorbij het grote ijzeren hek, uitmondt in de Blanchimont-bocht op het huidige circuit van Spa-Francorchamps. Vroeger toen het Grand Prix-circuit maar liefst 14 kilometer lang was, heette deze bocht “Stavelot”. Je ziet het nog, aan het brokkelige asfalt. Vijftig jaar geleden scheurden mannen als Gendebien, Von Trips, Hill, Jack Brabham, Jim Clark en Stirling Moss door deze kombocht met snelheden van ver boven de 200 kilometer per uur. Het is hier mooi. Idyllisch. Maar die idylle wordt wreed verstoord door een huilend geluid dat de ochtendrust doorbreekt en echoot tussen de Ardense heuvels. Het kabaal zwelt aan tot een luide mechanische grom, met een onmiskenbaar vleugje Italië erin. Aan de horizon verschijnt een gele stip die snel als een woedende wesp dichterbij komt en een gigantische luchtverplaatsing veroorzaakt als ‘ie op enkele meters afstand passeert. De haaienneus scheert langs de apex en het rechtervoorwiel werpt een stofwolkje op. Het is de Ferrari 156 die hier in 1961 ook racete, in hetzelfde geel van de Écurie Nationale Belge. Alleen is deze Ferrari niet van Olivier Gendebien, maar van Jan Biekens. Een in België woonachtige Nederlander die gegrepen is door de mythe van de Sharknose.

Als Ferrari-kenner en bewonderaar van de coureurs uit de jaren ’60 raakte Biekens in de ban van de Sharknose nadat hij een bezoek bracht aan het Von Trips-museum in Duitsland. De Engelsman Ed McDonough schreef een gedetailleerd boek over de Sharknose, en de zanger Chris Rea gaf de auto zelfs een hoofdrol in zijn film La Passione uit 1996. Op reis in Engeland bekeek Biekens een aantal Sharknose-replica’s, waaronder die van Rea. Ook bezocht hij een bedrijf dat gespecialiseerd is in de restauratie en opbouw van klassieke exoten: Jim Stokes Workshop. Dat bezoek maakte indruk. Langzaam ontstond bij Biekens het plan om een 156 te gaan bouwen. Het zou natuurlijk makkelijker zijn om een origineel exemplaar te kopen, maar die bestaan eenvoudigweg niet meer. Om onduidelijke redenen zijn alle Sharknoses gesloopt.

Bij de Belgische Grand Prix in 1961 stond er een gele Ferrari 156 aan de start, naast de drie rode fabriekswagens van Hill, Von Trips en Ginther. Aan het stuur zat de Belg Olivier Gendebien, die uitkwam voor de Écurie Nationale Belge. Gendebien werd geboren in 1924. In de Tweede Wereldoorlog werd hij één van de helden van het Belgische verzet. Zijn heldendaden zette hij later voort op het racecircuit. Vooral in de sportscars boekte hij successen. Alle klassiekers won hij: Le Mans, Sebring, de Nürburgring, de Mille Miglia en de Targa Florio. De meeste van zijn victories haalde Gendebien voor Ferrari, het team waar hij een groot deel van zijn carrière voor reed. Gendebien en Enzo Ferrari waren elkaars tegenpolen, de Belg moest niets hebben van de politieke intriges waar “Il Commendatore” bij wijlen voor leek te leven. Regelmatig lagen de twee met elkaar overhoop, maar er was een groot wederzijds respect dat altijd is blijven bestaan. Dat bleek uit de memoires van Ferrari: “Gendebien toont aan het stuur een elegante krachtdadigheid. Hij respecteert zijn machine en je kunt erop rekenen dat hij rijdt met de precisie van een uurwerk.” Gendebien kwam uit in 15 Grand Prix’, en de vierde plaats die hij in 1961 scoorde in Spa was één van zijn beste resultaten. Als eerbetoon aan deze Belgische held en zijn legendarische baas besloot Jan Biekens dat hij die auto, de gele Sharknose met startnummer 8, opnieuw tot leven zou wekken, met hulp van Jim Stokes Workshop.

Het werd een lang project, dat zich nog het beste laat omschrijven als “automotive archeology”. Wat de meeste tijd kostte, het bouwen van de auto of de research, is onduidelijk. Wel duidelijk is dat deze auto accuraat moest zijn. Tot in de allerkleinste details. Details zoals het logo op het stuur. Jan Biekens zag een aantal foto’s van Gendebiens Sharknose, waarop te zien was dat het logo niet recht op het stuur stond. Ook in zijn Sharknose staat het logo dus scheef. Veel details, kleine maar ook grote, werden van foto’s gehaald. Jan kocht er honderden, onder andere uit de beroemde Klemantaski Collection. Ook de bekende Engelse autosportjournalist Doug Nye hielp Jan aan fotomateriaal van de Sharknose. Hoe meer beeld er beschikbaar was, hoe beter dat de technici in staat zou stellen om zo accuraat mogelijk te werken. Dat lukte. Een origineel motorblok en de originele carburateurs werden de kers op de taart van één van de beroemdste “recreations” van de afgelopen decennia.

Jan Biekens bracht de auto terug naar Spa en maakte de cirkel rond. Wanneer je anno 2010 een Sharknose op een paar meter afstand ziet langsscheren, je de druppels van de spray die hij opwerpt in je ogen voelt en je de motor hoort janken en knetteren slaat de twijfel toe: Was vroeger misschien toch alles beter? Of Olivier Gendebien vanaf één van de vele wolken goedkeurend toekeek weet niemand, maar de lokale politie deed dat in elk geval wel. Dat de Sharknose een stukje openbare weg meepakte deerde de agenten niet: ze gaven geen bekeuring, maar slechts een héél hoog opgestoken duim.

Het verhaal van de Ferrari “Sharknose” verscheen in 2011 in Formule 1.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *