Terugdenken aan Stefan Bellof

Op 1 september 1985 klonk er een harde klap in Eau Rouge. Even daarvoor probeerde de Duitser Stefan Bellof met zijn Porsche 956 Jacky Ickx buitenom te passeren en zo de leiding van de 1000 kilometer van Spa te pakken. Het lukte niet. Bellof, de man die in 1986 voor Ferrari in de Formule 1 zou uitkomen en voorbestemd was om Duitslands eerste wereldkampioen te worden liet het leven. Maar vergeten is hij niet.

“Bellof”, zegt de oude man als we hem de hand schudden. Vijfentachtig jaar oud is Georg Bellof. “Vijfentachtig lentes”, glimlacht hij.  Zijn handdruk is nog altijd stevig, en mentaal blijkt hij vlijmscherp te zijn. Met klem benadrukt hij dat hij Jacky Ickx niets verwijt, maar toch klinkt hij bitter als hij zegt: “Ickx heeft Stefan zijn succes niet gegund.” Daarmee doelt hij niet alleen op het ongeluk in Eau Rouge, maar ook op de Grand Prix van Monaco, een jaar eerder. Die kletsnatte race werd beroemd omdat een zekere Ayrton Senna in die race tweede werd. Vlak achter hem finishte Stefan Bellof in zijn Tyrrell-Ford. Als de wedstrijd niet voortijdig was afgevlagd had Bellof Senna en winnaar Alain Prost waarschijnlijk achter zich gelaten. De wedstrijdleider die op die dag besloot dat de omstandigheden te gevaarlijk waren om verder te racen was Jacky Ickx. Georg Bellof herpakt zich: “Als ik Ickx zou tegenkomen zou ik hem fair te woord staan. Niemand heeft dit gewild. Wat er gebeurde was eenvoudigweg schicksal, het noodlot.” De emoties van de oude Bellof zijn begrijpelijk. Wie begrijpt niet het gevoel van een vader voor zijn zoon.

Stefan Bellof werd gezien als een supertalent. In de Sportscars werd hij in 1984 wereldkampioen. Een jaar eerder haalde hij echter al zijn bekendste resultaat. In 1983 zette Bellof met zijn Rothmans-Porsche 956 de pole-tijd voor de 1000 kilometerrace op de Nürburgring Nordschleife op de klokken. Die 6.11.13, met een gemiddelde snelheid van meer dan 200 km/h, geldt nog steeds als het absolute ronderecord op de Groene Hel. Zijn Formule 1-debuut maakte Bellof in Brazilië, op 25 maart 1984. Hij reed voor de renstal van Ken Tyrrell, een man die bekend stond om zijn oog voor talent. De Duitser stelde Uncle Ken niet teleur. Zowel in Zolder als in Imola scoorde Bellof al punten. En toen kwam Monaco. Dat Tyrrell aan het einde van het seizoen gediskwalificeerd werd omdat de auto’s te licht zouden zijn deed niet meer terzake. Bellof had zijn naam gevestigd. Mede door Bellofs optreden kon Tyrrell in 1985 beschikken over de krachtige turbomotoren van Renault. Bovendien had “Il Commendatore”, Enzo Ferrari, zijn oog op de jonge Duitser laten vallen. Bellof tekende een contract dat hem voor 1986 en 1987 aan Maranello verbond. Eindelijk had Bellof zijn schaapjes op het droge. Sportief gezien stelde hij zich heldere doelen: als Ferrari-coureur wilde hij in de WK-top 3 eindigen. Minstens.

In het bedrijf van vader Bellof werkte een zekere meneer Lehmann. Diens zoon Frank is inmiddels 44. Dankzij zijn vader leerde hij Stefan Bellof, hetzij van een afstandje, kennen. Frank Lehmann was onder de indruk van wat hij zag. Niet alleen van het goedlachse karakter van Stefan Bellof, ook van zijn rijstijl en resultaten op de kartbaan. Datzelfde geldt voor Martin Dettmar (43). Hij kende Stefan niet persoonlijk. De momenten dat hij hem in aktie zag op het kartcircuit van Oppenrod, nabij Bellofs geboorteplaats Gießen in Duitsland, maakten indruk genoeg. “Als kleine jongen reed ik daar op de brommer naartoe om de karts in aktie te zien. Stefan viel op, niet alleen vanwege zijn rijstijl, maar ook omdat hij altijd lachte, altijd tijd had voor iedereen en nooit arrogant was”, zegt Martin. In 2006 vervulden Dettmar en Lehmann hun wens om iets te doen ter nagedachtenis aan Stefan Bellof. Met eigen geld, wat hulp van buitenaf, veel moeite en liefde richtten zij het “Stefan Bellof Memorial” in, in een hoekje van het hobbymuseum Sammler- und Hobbywelt in Alten-Buseck, een voorstadje van Bellofs geboorteplaats Gießen. Inmiddels is de collectie flink gegroeid, met hulp van onder andere Georg Bellof, Kartverein Oppenroth en Ebay. Bokalen, een originele karthelm en Stefans allereerste kart staan nu ook in het museum. Ook het windtunnelmodel van de 956, dat Stefan van Porsche kreeg, hoort nu bij onze collectie. Fantastisch! Bovendien hebben we via Ebay ook wat topstukken gevonden.” Dettmar doelt bijvoorbeeld op de Porsche 956-neus die op de grond staat. Met eigen middelen financierden Dettmar, Lehman en hun vriend Thomas Guthmann de aanschaf van Bellofs PRS Formule Ford-wagen uit 1980.

Al jaren wilden zij graag een originele Bellof-auto in hun museum hebben. Het liefst een Tyrrell, maar die bleef onbetaal- en onbereikbaar. Via Ebay – alweer – kocht Dettmar daarom een oude Formule 3-wagen. Samen met Frank Lehmann bouwde hij die om tot een replica van Bellofs Tyrrell 014. Al met al duurde het werk bijna een jaar. Alle vrije uren van de twee gingen eraan op. Veel onderdelen, zoals de diffusor, de achtervleugel en de ophanging moesten ze zelf bouwen. Hun creativiteit en improvisatietalent is haast ontwapenend. Dettmar moet moeite doen om zijn lachen te bedwingen als hij naar de voorwielophanging van de Tyrrell wijst: “Dit zijn aluminium stangen, uit mijn oude klerenkast. En de luchthappers bij de remschijven zijn ook geen high-tech, die heb ik voor een paar euro in de bouwmarkt gekocht.”

Georg Bellof waardeert het werk van de twee: “Ik ben heel blij en trots als ik zie dat Stefan, zo lang na zijn dood, nog altijd mensen bij elkaar brengt.” Bellof brengt zijn hand omhoog en strijkt over de grote foto van Stefan, die aan de achterwand van het memorial hangt. Een paar jaar geleden deed hij hetzelfde, op de fan-dag die Martin Dettmar nog ieder jaar organiseert. De hele zaal werd emotioneel. Op een vitrinekast ligt een witte roos, gebracht door de echtgenote van de rijschoolhouder waar Stefan Bellof zijn rijbewijs halen. Ook op zijn graf legt ze sinds zijn dood bijna wekelijks zo’n roos. “Stefan is als James Dean”, zegt Georg Bellof, “hij zal nooit sterven. Alleen de vergetenen sterven.”

Het verhaal over het Bellof Memorial verscheen in 2011 in Formule 1. 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *